PFEIJFFER, I.L.,
De Antieken. Een korte literatuurgeschiedenis.
Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 2000. 274p. Paperback. Signature and date on half title. 'Volgens Pfeijffer valt de antieke letterkunde in twee delen uiteen. Hij hanteert daarbij niet het gebruikelijke onderscheid tussen de Griekse en de Latijnse schrijvers, maar weet met overtuigende argumenten aan te tonen dat de veroveringen van Alexander de Grote het breekpunt in de klassieke geschiedenis vormen. Daardoor is op cultureel en sociaal terrein een ware aardverschuiving teweeggebracht. Vóór 323 voor Christus, het sterfjaar van Alexander en dus vóór het ontstaan van de immense zogeheten diadochen-rijken, woonden de Grieken in betrekkelijk kleine stadstaten en was hun privé-leven geïntegreerd in het openbare leven. Vanaf het einde van de vierde eeuw voor Christus maakten zij, min of meer anoniem, deel uit van een centraal en absolutistisch bestuurde staat. Dit heeft zijn weerslag op de literaire producten gehad, met name in de poëzie, die internationale allure kreeg en, zoals Pfeijffer schrijft, autonoom en schriftelijk werd, terwijl die voordien oraal en traditioneel was. De Latijnse literatuur, die pas met Livius Andronicus begint (ongeveer 284-204 voor Christus), valt natuurlijk in de tweede helft. (...) Er staan fraaie opstellen in het boek, onder anderen over Pindaros, de Griekse dichter van zegezangen, en over de wijsgeren Plato en Aristoteles, wier bepaald niet eenvoudige theorieën op een aangename en instructieve manier worden uitgelegd. Daardoor is De Antieken een waardevolle leidraad geworden voor degenen die hun licht willen opsteken over de klassieke schrijvers of hun kennis willen opfrissen.' (HEIN L. VAN DOOLEN in De Volkskrant 17.03.00).
€ 14.00
(Antiquarian)